[Joost Lammers]
Literatuur, Paper, Referaat, Co-referaat , Slotwerkstuk
Regionale media in hun element bij de rampenberichtgeving
Enschederamp: Een dodelijke vuurwerkshow
Over de rampzalige gebeurtenissen op 13 mei 2000 in de Enschedese wijk Roombeek en de verslaggeving van de media van deze ramp
'De vuurwerkramp in Enschede heeft een negentiende leven geëist. Een 52-jarige vrouw uit Enschede overleed maandag in een ziekenhuis aan haar verwondingen.' - Gelderlander vrijdag 20 oktober 2000 -
Met de spoedige komst (in de week van 1 november) van het onderzoeksrapport van de commissie-Oosting, die onderzoek doet naar de Enschederamp, neemt de belangstelling en het aantal berichten over deze ramp, die naar wordt aangenomen 22 levens heeft gekost, weer toe. De directe oorzaak van de ontploffing van de vuurwerkfabriek is nog altijd niet duidelijk en zal misschien wel altijd onzeker blijven. Dit ondanks de massale mediabelangstelling op die zonnige zaterdag in mei.
De dertiende was, toeval (of niet), een dag die niet veel mensen meer zullen vergeten. Dankzij de uitgebreide verslaggeving van zowel radio, televisie, internet, kranten en zelfs internetradio hoefde niemand iets te missen. De eerste schokkerige beelden van de ontploffing zijn bij iedereen op het netvlies gebrand. Achteraf bekeken vallen er een aantal dingen op ten aanzien van de berichtgeving. Ten eerste speelt het internet een belangrijke in de eerste uren. De NOS is veel te laat en wordt afgetroefd door SBS 6 en RTL. Bovendien valt op hoe goed de regionale media zich op eigen terrein bewegen en van alle kanten zeer snel berichten. Naast alle nieuwe media speelt hierbij de regionale televisiezender TV Oost een belangrijke rol. Ze voorzagen alle zenders van de eerste beelden.
Regionale televisie lijkt hierdoor een belangrijke positie in de Nederlandse journalistiek te hebben ingenomen. Dit is interessant en in deze paper zal de vraag dan ook centraal staan of dit beeld structureel is en langzaam is gegroeid of dat het slechts een regionale mediaopwelling was die uit het niets kwam en ook weer is verdwenen. Hiervoor zullen gebeurtenissen rond de ramp geschetst worden om vervolgens dieper in te gaan op de verslaggeving. Hierna zal geprobeerd worden om een duidelijk geschiedenis te geven van de televisiejournalistiek, waarbij zowel landelijke als regionale aspecten aan bod zullen komen. Zodat toegewerkt kan worden naar de stelling die uiteindelijk uitgewerkt zal worden slotwerkstuk. In de conclusie zal dan tenslotte een antwoord worden geformuleerd op de vraag die ten grondslag ligt aan deze paper.
Roombeek: een arbeiderswijk verandert in een kruitvat
Waar een hele wijk stond, hoor je nu alleen vogels. Op de Stroinksbleekweg liggen grote stapels folders. Die zijn daar op die bewuste zaterdag inderhaast neergegooid door de verspreider ervan, die vond dat hij zijn busje beter kon gebruiken om gewonden af te voeren. In de Merelstraat bleef een bruidsboog achter, en her en der staan tuinstoelen gegroepeerd.
'Alsof er een bom op Enschede is gegooid'. Zo worden de eerste beelden van de smeulende resten van asfalt, blik en baksteen getypeerd na de ontploffing van de vuurwerkopslagplaats. De plek waar eerst de Enschedese wijk Roombeek stond, volgens oud-gemeentearchivaris T. Wiegman "een leuk buurtje", doet inderdaad denken aan een oorlogsgebied.
Zaterdag 13 mei lijkt een zaterdag als alle andere te worden. Veel mensen hebben vrij en genieten van het mooie weer. Kinderen spelen op straat en volwassenen doen de boodschappen of verbroederen met hun buren. Niets wijst op de ramp die Enschede die dag zal treffen. Het rustige gemoedelijke zomerse straatbeeld in de wijk Roombeek verandert in een half uur in een oorlogstafereel vol paniek, rondvliegend glas, dood en verderf.
Om drie uur is er melding van brand bij S.E. Fireworks aan de Tollenstraat, vlakbij de Grolsch bierbrouwerij in Enschede. Ooggetuigen melden rond vijf voor drie al een eerste stevige knal te hebben gehoord uit de buurt van S.E. Fireworks.
"Ik zat zaterdag te werken en tegen een uur of drie begon de eerste 'knal'. Het hoorde aan als vuurwerk, een beetje van dat geknetter. Ik dacht nog, wat een vreemd tijdstip om vuurwerk af te steken. Daarna volgde er nog een en toen ben ik uit het raam gaan hangen om te kijken wat loos was. Je zag allemaal van die pijlen en 'vrolijke' kleurtjes, maar ik had al zoiets van, dit is niet pluis, want het geknal was te hard. Goed, ik weer terug naar mijn post en weer werken, totdat het intensiever werd", aldus het relaas van een van vele ooggetuigen, Vincent Pfeil.
Om half vier vindt een aantal explosies plaats, waaronder de zwaarste en meest verwoestende.
"Toevallig had ik net koffie gehaald en ging uit het raam hangen om te kijken wat dat geknal nu was. En terwijl ik keek kwam de knal voor die enorme. Ik zag het vuur en opeens had ik allemaal koffie over mijn hemd! De luchtdruk was zo enorm, dat de koffie uit mijn bekertje geslagen werd en met geweld op mij kwam. Vreemd. Ik naar de wc om mij schoon te maken en ik kom terug en toen had die enorme plaats. Bij ons vielen de systeemwanden naar beneden en toen had ik zo iets van, wegwezen hier" , vertelt Vincent Pfeil.
De vuurwerkopslagplaats is in de lucht gevlogen en de enorme druk verwoest honderden huizen in de directe omgeving en is tot ver in de omgeving voelbaar. De chaos is compleet. Een enorme zwarte rookpluim is tientallen kilometers in de omtrek te zien.
De Grolschfabriek is een van de weinige gebouwen die in de wijk Roombeek nog overeind is blijven staan. De wijk ligt aan de zuidelijk rand van het stadsdeel Enschede-Noord. Vroeger liep er een riviertje de 'Roombeek'. Ook de textielfabriek van industrieel N.J. Menko 'Spinnerij Roombeek' droeg deze naam. De wijk kent 330 inwoners en behoort tot de 20 procent armste buurten van Nederland. Het gemiddelde netto inkomen is 27.850 gulden. Na het grote failliet van de Twentse textielindustrie in de jaren zeventig is de situatie weinig florissant geweest.
Veel van de huizen stammen uit 1924 en zijn in die tijd door woningbouwvereniging Patrimonium neergezet. Het getroffen gebied ten westen van de vuurwerkopslagplaats aan de Tollenstraat staat bekend als het Kroedhöftebuurtje. Een ander gedeelte van de buurt dat zwaar getroffen is door de ontploffing ligt om de Grolschfabriek. De kleine woningen voor de arbeiders die hier voor de oorlog werden gebouwd, worden ook wel 'Grolsch-huisjes' genoemd. De bevolking van Roombeek is een mengeling van autochtone arbeiders en de Turkse en Marokkaanse werknemers die hier vanaf de jaren zestig in de textiel kwamen werken.
De wijk was uitgekozen voor een groot stadsvernieuwingsproject. De bewoners van de straatjes ten oosten van de Grolschfabriek konden hier nog tot 2005 blijven wonen, waarna hun huizen tegen de vlakte zouden gaan. De Grolschfabriek moest op den duur verhuizen naar Boekelo. De vuurwerkopslagplaats en de rest van de bedrijven ten westen van de Tollenstraat hadden in 2002 naar een andere locatie moeten uitzien. Deze verplaatsing van de vuurwerkopslagplaats kwam voor Roombeek te laat. Cynisch genoeg werden de huizen voor de geplande datum tegen de vlakte gegooid. Een van de wrede grap gaat rond: 'in Enschede is een nieuw type huis uitgevonden: de twee zonder een kap!'
Chaos en onzekerheid
In de eerste uren na de ontploffing bij S.E. Fireworks vinden er chaotische taferelen, irritaties en meningsverschillen tussen de verschillende diensten plaats. Dat beeld doemt op uit het logboek van het regionaal coördinatiecentrum waar de hulpverlening werd gecoördineerd na de vuurwerkramp van 13 mei in Enschede.
Gevreesd wordt voor velen doden en gewonden en voor het exploderen van de in brand staande Grolsch-brouwerij. De rampenstaf spreekt in eerste instantie in haar logboek (dit is achteraf na een beroep, van onder andere het NRC, op de Wet openbaarheid van bestuur openbaar gemaakt) over 100 doden. Kwart over vier verklaart burgemeester Mans het getroffen stadsdeel tot rampgebied en verzoekt tot het instellen van een provinciaal coördinatiecentrum. Bijna anderhalf uur na de ramp wordt de eerste dode bevestigd. Daarna stijgt langzaam het aantal doden en gewonden van de vuurwerkramp. Tegen acht uur stelt Mans een noodverordening in om plunderingen te voorkomen. Rond dit tijdstip is het gevaar voor een ontploffing bij de Grolschfabriek ook weer geweken. Dit geeft hulpverleners de kans om veilig het rampgebied in te gaan. Vlak voor middernacht trekken de eerste groepjes het rampgebied in op zoek naar slachtoffers. Ruim achthonderd mensen uit het evacuatiegebied brengen de nacht door in twee hallen, de Pathmoshal en Diekmanhal.
Zondag is het aantal gewonden rond het middaguur opgelopen tot 541. De hele dag blijft er gezocht worden naar slachtoffers. Het dodental loopt op naar veertien en het aantal gewonden naar 562. Er zijn 400 vermisten. Velen van hen melden zich in de loop van de dag. Tegen zeven uur in de avond beginnen bergingsbedrijven voorzichtig met het opruimen en herstelwerkzaamheden. Tegen acht uur meldt het rampenidentificatieteam 15 doden te hebben geïdentificeerd. Het aantal gewonden dat dan nog in ziekenhuizen ligt is 58. De eerste fase van de ramp, die 29 uur duurde, van directe hulpverlening, reddingsacties en evacuaties is hiermee afgesloten. In de dagen erna wordt de ware omvang van de ramp pas echt duidelijk.
Enschede likt haar wonden en gist naar de oorzaak
"In eerste instantie bleef het gissen wat er aan de hand was, maar RTV Oost begon langzaam haar uitzendingen aan te passen. [...] De omvang van de ramp begon toen langzaam duidelijk te worden. Als je de buurt kent waar de ramp plaats had, dan komen de beelden extra hard aan. Maar ja, ik heb, zoals vele Enschedeërs simpel weg geluk gehad dat ik niet stom toevallig in die buurt was op dat moment." – Vincent Pfeil.
In de eerste dagen bleef het dodental langzaam oplopen. Het Rampen Identificatie Team (RIT) beëindigt woensdag 10 mei rond twee uur het onderzoek in het rampgebied. Er zijn dan achttien lichamen geborgen. De drie mensen die officieel nog worden vermist na de vuurwerkramp in Enschede zijn vrijwel zeker om het leven gekomen. Hun lichamen zijn waarschijnlijk volledig versplinterd. In oktober overlijdt het laatste slachtoffer aan haar verwondingen. Dat brengt het dodental op 22. Van de uiteindelijke 946 (andere bronnen spreken van 944) gewonden verbleven er maandag na de ramp nog twintig in een ziekenhuis. Van hen lagen er nog vijf op de intensive care. Tussen de 350 en 400 huizen zijn verwoest en nog eens duizend woningen in Enschede liepen schade op. De schade wordt geschat op 'enkele honderd miljoen guldens'. Dit alles is veroorzaakt door circa 100.000 kilogram ontploft vuurwerk.
Vele levens in Enschede en daarbuiten zijn voor altijd veranderd. Buurtbewoners zagen de doodsangst van anderen in de ogen, ze hoorden kinderen gillen en voelden de drukgolf van de explosie. Bijna driekwart van de mensen (71,2 procent) in de zogeheten binnenring rond de plek van de ramp zag die doodangst. De helft zag zwaar gewonde slachtoffers en werd geconfronteerd met stervenden. Herdenking en slachtofferhulp speelden daarom in de eerste week een belangrijke rol. 18 mei werd een herdenkingsbijeenkomst gehouden en de dag erna een drukbezochte stille tocht.
In deze eerste dagen, maar vooral in de weken en maanden daarna begonnen het gissen naar de oorzaak van de ramp en daarmee het zoeken naar de schuldige(n). 26 mei wordt de commissie-Oosting die onderzoek naar de ramp moet doen geïnstalleerd. Het onderzoek naar de ramp moet op 1 november 2000 af zijn. Dit rapport wordt door velen echter niet afgewacht en de speculaties zijn niet meer op een hand te tellen.
Een week na de ramp bleek dat de verschillende interpretaties niet standhielden: de deuren hadden bij nader inzien toch niet opengestaan en de eigenaar die door het schokkerig beeld kwam rennen, bleek niet laf op de vlucht te zijn geslagen. Nederlandse vuurwerk- en explosiedeskundigen hebben ook geen goede verklaring voor de onvoorstelbaar zware explosie die plaatsvond op het terrein van S.E. Fireworks. Foto's tonen aan dat er volop brand in de loodsen woedden voor deze de lucht in gingen. Binnen kringen van deskundigen groeit in de eerste weken de steun voor de hypothese dat S.E. Fireworks, mèt toestemming van de gemeente, veel vuurwerk buiten de boxen in een stalen container bewaarde. Zo'n container is niet brandwerend en heeft geen drukontlasting. "Het is in feite een gigantische bom."
Andere bronnen spreken van munitie dat aanwezig geweest moet zijn in de opslagplaats. Al deze speculaties worden door de leider van het rechercheteam dat de ramp onderzoekt, Rik de Boer, echter weer ontkracht dit. In de monsters die zijn genomen zijn geen sporen van springstof aangetroffen. Volgens hem kan de ontploffing gewoon worden verklaard door de hoeveelheid vuurwerk die bij S.E. Fireworks was opgeslagen. De bekendste bron is Pyrotech die meldt dat zwart buskruit de oorzaak is. NRC Handelsblad meldt dit op 17 mei, maar op 19 mei bekent de anonieme bron dat hij het allemaal verzonnen heeft. Voorlopig blijft het dus nog gissen en onderzoeksleider Oosting meldt in de Trouw van 26 december zelfs dat er rekening mee gehouden moet worden dat de ware toedracht nooit aan het licht zal komen.
'Nieuwe' regionale media verslaan als eersten ramp
Rampen en andere buitengewone omstandigheden zijn sterker dan ooit publieke gebeurtenissen geworden. Media registeren de ramp zelf en de druk waaraan autoriteiten tijdens crises blootstaan. Kranten, tv en met name radio, en inmiddels ook internet, hebben een belangrijk aandeel in de voorlichting van het publiek en het waarschuwen van de bedreigde bevolking. Dit medialandschap in Nederland is aan voortdurende veranderingen onderhevig. Naast de schaalvergroting die zich de laatste jaren bij de nationale en internationale massamedia heeft voltrokken, heeft er gelijktijdig een schaalverkleining plaatsgevonden via de regionale en lokale media, waardoor het media-aanbod in de laatste tien jaar sterk is toegenomen, zowel in kwantiteit als diversiteit. Een veel gestelde vraag is of Nederland te klein is voor drie verschillende medianiveaus: nationale, regionaal en lokaal. Het antwoord lijkt duidelijk 'nee' te zijn als je naar de berichtgeving rond de Enschederamp kijkt.
De verslaggeving rond de Enschederamp is typisch voor de ontwikkeling die zichtbaar is in de uitbreiding van het media-aanbod. De 'oude' media moeten het af leggen tegen de doelgerichte regionale (vaak) 'moderne media. Toch is het wel zo dat daar geen vervolg aan gegeven wordt. Want het echte, gedegen journalistieke onderzoek naar de oorzaken van de ramp en de rol van de hoofdrolspelers wordt helemaal overgelaten aan de redacties van de gevestigde media die vervolgens met hun bevindingen na publicatie in de krant of op tv aan het internet toevertrouwen.
De ramp in Enschede laat zien dat het internet een positieve bijdrage kan leveren aan het proces van crisismanagement en rampenbestrijding. Redacteur Arie Spruijt van www.twente.nl bracht het nieuws over de ramp in Enschede zaterdagmiddag om kwart voor vier, een kwartier na de explosie van de vuurwerkfabriek, als eerste. "De hele stad: één grote gillende sirene", schrijft hij enkele uren later in de persoonlijke kroniek die hij het hele weekend heeft bijgehouden.
Ook Radio Twente Internet (www.radiotwente.nl) bewees dat de 'oude en nieuwe' media in combinatie met elkaar een meerwaarde bieden. Het is het eerste en enige internet radiostation in Nederland. Dat nieuwe fenomeen doet de grenzen tussen radio, televisie en computer vervagen. De combinatie van Radio Twente Internet maakt het mogelijk via internet naar de radio te luisteren en op hetzelfde moment met andere dingen op de computer bezig te zijn. Het station is uitsluitend op het internet te beluisteren. Ten tijde van de ramp in Enschede was de rol wat betreft de verslaggeving beperkt, want het station stond in het teken van de dood van collega Marcel van Nieuwenhoven. De rol van de verslaggeving werd pas later groter. De stille tocht, de herdenkingsdienst en het benefietconcert zijn live in beeld en geluid uitgezonden. De Twentsche Courant Tubantia was de eerste krant die zaterdag op haar website over het nieuws berichtte. Het ochtendblad verscheen zondag met een extra editie.
Ook de gemeente Enschede maakte gebruik van het internet voor de nieuwsverspreiding. Lijsten met vermisten werden gepubliceerd en informatie via de website van Enschede (www.enschede.nl) gekanaliseerd. Voor het opzetten van zo'n crisiswebsite had Peter van der Velden van het Instituut voor Psychotrauma in Utrecht in mei 1999 al gepleit en suggesties aangeleverd. De gemeente Enschede heeft zich hiermee aan een belangrijk voorwaarde bij een ramp voldaan. Wil de overheid de berichtgeving tijdens een crisis of na een ramp namelijk controleren, dan moet ze zich grondig voorbereiden. De media dienen voortdurend goed geïnformeerd te worden, zodat ze niet zelf op pad gaan. Met de informatie op de eigen internetpagina heeft de gemeente dit gedeeltelijk bewerkstelligd.
Randstedelijke arrogantie
De 'traditionele' audiovisuele media moesten het qua snelheid dus afleggen tegen het internet. Radio 1 en 2 repten in de eerste uren van de ramp geen woord over de situatie in Enschede. De gewone programmering ging gewoon door. Ook bij de publieke televisie, minder verzuild dan de radio, kostte het tijd om de ware grootte van de ramp te laten doordringen. Het heeft veel weg van de randstedelijk arrogantie die met name de publieke omroep wel meer verweten wordt. Pas rond tienen zaterdagavond, na het liedje van Spanje, besloot de NOS om de uitzending van het songfestival op TV2 te staken, in verband met de toenemende ernst van de situatie in Enschede. De NOS heeft zich de hierop volgende kritiek wel degelijk aangetrokken en heeft niets meer willen laten liggen. Medewerkers van het NOS Journaal hebben verschillende bewoners benaderd voor het maken van opnames in het rampgebied. Zij mochten 24 mei hun verwoeste woonomgeving bekijken. De pers was hierbij niet welkom. "Wij wilden toch beelden hebben" aldus adjunct-hoofdredacteur van het NOS Journaal Hans Laroes.
Zelfs SBS-Nieuws, dat in het weekeinde vrijaf heeft, kwam. De medewerkers van SBS zorgden dat om kwart over zes zelfs SBS als eerste landelijke zender met een live-verbinding verslag deed van de ramp. RTL was kort daarna ook volop bezig, feitelijk, zonder moeilijke vooronderstellingen, met heldere kaartjes en later met andere opslagplaatsen in Nederland voor vuurwerk. Bij de follow-up berichtgeving zijn de commerciële televisiezenders met name geïnteresseerd in het uitgebreid belichten van het leed na de ramp.
Toch was het ook bij de audiovisuele media duidelijk dat de regionale media in het voordeel waren. Radio Oost, als onderdeel van het rampenplan, fungeerde het hele weekend als rampenzender en kreeg hierdoor als eerst de beschikking over de laatste informatie. Zij stonden vooraan bij de berichtgeving en kregen privileges. Een verslaggever van TV Oost maakte de opnamen van de explosies die in de loop van zaterdagavond de wereld rondgingen. RTV Oost mocht op 25 mei ook als eerste cameraploeg (legaal, want een ZDF ploeg had de eerste beelden van het rampgebied) de binnenste ring in. Internationale media als CNN, MSNBC, BBC en ZDF berichtten uitvoerig over de ramp en vertoonden de videobeelden van TV Oost op hun website. RTV Oost bewees hiermee dat de regionale omroep een serieuze concurrent aan het worden is voor landelijke televisie en zeker bij dit soort rampen een vooraanstaande rol kan vervullen bij de verslaggeving. Dit is niet nieuw wat radio betreft, maar met name de regionale televisie onder aanvoering van TV Oost heeft zich nu ook ontpopt als een geduchte concurrent voor de landelijke televisie en wint nog immer aan populariteit. Te meer daar veel Enschedeërs zich ergerden aan de toonzetting van de berichten in de landelijk media. Met name de televisieprogramma's moesten het ontgelden. Velen vonden dat een deel van de media uitsluitend op zoek was naar negatieve en stigmatiserende berichten.
Vijftig jaar televisie
Dit is echter geen ontwikkeling van de laatste jaren, maar dit proces is al vlak na de Tweede Wereldoorlog in gang gezet met de komst van televisie. De uitdrukking 'stormachtige ontwikkeling' is te zwak om weer te geven hoezeer de Nederlandse televisie de laatste jaren veranderd is. Wat begon als een experiment gedurende enkele uren per week, ontwikkelde zich in de eerste twintig jaar van haar bestaan tot een medium dat in het dagelijks leven van de Nederlander een centrale plaats kreeg. De televisie-uitzendingen werden geïnitieerd door ondernemend Nederland. 'Philips Experimentele Televisie' startte in 1948 met drie uitzendingen per week. Ondanks bevredigende resultaten twijfelde de overheid aan beeldomroep op grote schaal. Twijfel die werd ingegeven door twee overwegingen. De regering vreesde dat het nieuwe medium op een onverantwoorde wijze de kooplust zou stimuleren en dat het nieuwe medium een 'cultuurnivellerende' werking zou hebben. Ondanks deze bezwaren richtte in 1951 de vijf klassieke omroepen (AVRO, KRO, NCRV, VARA en VPRO) de NTS op (Nederlandse Televisie Stichting). Op 2 oktober van dat jaar begon de Nederlandse televisie officieel.
In de eerste jaren van haar bestaan, kende de televisie een langzaam groeiend publiek. Het zou tot 1962 duren voor de miljoenste televisiebezitter geregistreerd kon worden. Inmiddels heeft 98% van de Nederlandse bevolking een tv in huis. De aanvankelijk trage ontwikkeling kwam voort uit de langzame uitbreiding van de zendtijd in combinatie met een gebrek aan koopkracht. In de jaren vijftig ontstond al discussie over commerciële televisie. In politiek Den Haag was voor dit idee geen meerderheid te vinden. In 1964 werd Nederland 2 in gebruik genomen. In 1969 werd de omroepwet van kracht. Die wet, met wat wijzigingen van kracht gebleven tot 1988, kende drie hoofdlijnen: (1) een open bestel, (2) noodzaak van samenwerking tussen de omroeporganisaties en (3) het beginsel van gemengde financiering. De openheid van het bestel kwam tot uiting in de toelating van nieuwe omroepen zoals de TROS (1966), de EO (1970) en de Vereniging 'Veronica Omroep Organisatie' (VOO of Veronica; 1975).
De samenwerking die de Omroepwet op het oog had kreeg gestalte door de oprichting van de Nederlandse Omroep Stichting (NOS). De Nederlandse Omroep Stichting (NOS) is het samenwerkingsorgaan van de landelijke publieke omroep. De NOS kreeg, naast de zorg voor de technische en administratieve voorzieningen, ook de taak in de haar toegewezen zendtijd gezamenlijke radio- en televisieprogramma's te produceren en uit te zenden. Het ging hierbij om ontmoetingsprogramma's zoals nieuwsuitzendingen en sportreportages. Na de inwerkingtreding van de Omroepwet nam de NOS het NTS-journaal over, dat op 5 januari 1956 begonnen was met uitzenden toen televisie nog zwart-wit was.
De opmars van het medium televisie werd in de loop van de jaren zestig als snel onweerstaanbaar. Het aantal zenduren steeg en vanaf 1968 werd kleurentelevisie de standaard. Daarnaast maakt het zich los van de knellende banden die de overheid en de politiek aangelegd hadden. In 1988 is de omroepwet vervangen door de mediawet. De uitgangspunten blijven hetzelfde. Nieuw element is dat de overheid een tweesporenbeleid uitzet. Enerzijds wil ze de positie van het publieke bestel onaangetast laten en komt ter versterking zelfs in april 1988 Nederland 3 er bij. Anderzijds kan ze, onder meer door Europese richtlijnen, commerciële omroep niet zonder meer buiten deur houden. De nieuwe wetgeving geldt ook voor regionale en lokale omroep. De mediawet regelde ook de verzelfstandiging van het facilitair bedrijf, tot nu toe onderdeel van de NOS. Het Nederlandse Omroepproductie Bedrijf (NOB) kreeg een zelfstandige status.
Na 1988 zijn er heel veel wijzigingen doorgevoerd in de Mediawet. Deze zijn samen te vatten in het trefwoord 'liberalisering': (1) voor het publieke bestel gelden steeds minder regels en (2) de mogelijkheden voor commerciële omroep worden verruimd. Dit heeft er voor gezorgd dat landelijke commerciële televisie via de kabel mogelijk werd.
De laatste jaren is in haar takenpakket een steeds zwaarder accent komen te liggen op de coördinatie van de programmering tussen de drie televisienetten en op de naleving van de zenderprofielen. Vanaf 2000 krijgt de NOS naar aanleiding van de Concessiewet van staatssecretaris Rick van der Ploeg, belast met mediazaken in het tweede kabinet Kok, meer verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de programma's op en tussen de netten. Dit impliceert een versterking van de positie van de NOS en een afzwakking van de positie van de afzonderlijke publieke omroepen. Door met programma's tussen de drie publieke netten te gaan schuiven kunnen deze zich sterker gaan profileren. Als zendgemachtigde is de NOS verantwoordelijk voor de programma's die zich bij uitstek lenen voor gezamenlijke verzorging. De 'aanvullende' programma's zijn overgegaan naar de NPS. De NOS is verder verantwoordelijk voor het Kijk- en Luisteronderzoek (KLO) en is belast met de exploitatie van teletekst.
De regionale omroep
De Nederlandse omroep is jarenlang synoniem geweest met het publieke bestel waarvan de omroepverenigingen en de NOS de kern vormden. Daarnaast kent Nederland nog een groot aantal overige (landelijke) zendgemachtigden alsmede lokale en regionale tv-stations. Met de Omroepwet kwam er ook meer financiële armslag voor regionale en lokale omroep. Een gemeentelijke heffing voor lokale omroep en commerciële omroep op regionaal en lokaal niveau werd toegestaan. Voor regionale omroepen werd er sprake van structurele financiering in de vorm van een provinciale opslag (f 10,-) op de Omroepbijdrage.
Professor Prakke weet het verlangen naar regionale omroep in een beleidsnota van de NOS uit 1976 op zijn eigen wijze mooi te verwoorden:
"Zien we allentwege de natuurlijke, organische-gegroeide levensgemeenschappen losser worden – ook wel 'omgeturnd' worden – tot planmatiggeorganiseerde maatschappijvormen, het loopt toch werkelijk niet allemaal op de gevreesde 'atomisering' der samenleving uit. Het dooreenwonen van autochtoon en inkomeling – in een dorp èn stad – schept allengs andersoortige (materieel en spiritueel gerichte) groepsverbanden, waarbij nog altijd een goede buur beter is dan een verre vriend of verre familie."
De regionale omroep in Nederland kent een lange geschiedenis. Begonnen als een regionale invulling van Radio Herrijzend Nederland werd op kerstavond 1945 de eerste uitzending verzorgd door Radio Omroep Limburg, de latere Regionale Omroep Zuid. Niet lang daarna zou ook de in Groningen gestationeerde legerzender aangewend worden voor regionale radio-uitzendingen door de Regionale Omroep Noord (RON). Sinds 1947 vallen beide omroepen onder de verantwoordelijkheid van eerst de Nederlandse Radio Unie en later de NOS. De RON werd in 1957 opgenomen in de Regionale Omroep Noord Oost Nederland; de RONO. In 1976 werd het aantal regionale radiozenders uitgebreid doordat de regering vergunningen verleende. Dit werd toegejuicht door de regionale media. In een ROOS (Regionale Omroep Overleg en Samenwerking)-nota uit 1981 valt te lezen dat 'de betekenis van de regionale omroep in de eerste plaats berust op de behoefte van mensen aan informatie en kommunikatie over de eigen leefomgeving'.
Uit de RONO ontstaat in 1985 onder andere Radio Oost. Vanaf 1988 is Radio Oost geheel onafhankelijk. Door de mediawet van 1988 kon elke provincie een omroep krijgen. De zendtijd verdubbelde in de periode 1990-1997. Regionale televisie is van de laatste jaren. TV-Oost begon in 1992. Per 1 januari 1989 is de verantwoordelijkheid van de NOS voor de regionale omroepen beëindigd en opereren alle regionale omroepen organisatorisch en bestuurlijk zelfstandig. Het leek wel of de regionale omroepjournalisten toen aan een inhaalrace begonnen. Talloze verslaggevers beleefden begin jaren negentig hun finest hours, bijvoorbeeld wadend door het wassende water tijdens de overstromingen in Gelderland, Overijssel en Limburg, overal de polsslag van getroffenen registrerend. In 1992 kwam de langverwachte regionale televisie. Lokale televisie bestond al twintig jaar maar was nog nooit een succes geworden.
Regionale televisie
Onder het sceptisch oog van menig televisie- en dagbladmaker beet TV Oost (Overijssel) met eigen geld en dus vol risico het spits af. Met behulp van de kabelmaatschappij EDON redde Oost het financieel, maar de programma's trokken de kijker over de streep. Directeur en Hoofdredacteur van RTV Oost, zoals de omroep toen ging heten, Henny Everts had grote ambities. "De kijkers mogen het verschil niet zien tussen Hilversum en TV Oost" Hij zag duidelijk toekomst voor de regionale televisieomroep. "Regionale televisie wordt net zo vanzelfsprekend als regionale radio. Wij bieden iets wat er niet is. Het is herkenbaar, kijkers hebben een emotionele band met wat ze te zien krijgen. Nieuws en actualiteiten krijgen bij TV Oost de meeste aandacht. Bovendien verrijkte de komst van regionale televisieomroepen volgens Everts "de pluriformiteit van de media".
Inmiddels zijn er in heel Nederland regionale televisieomroepen. Begin 1999 zijn 10 regionale tv-stations actief. Tv Oost, Omroep Fryslan, tv Noord, Omroep Flevoland, tv Drenthe, Omroep Gelderland en Omroep Brabant als publieke omroepen en Li, tv West en tv Rijnmond als publiek-privaat samenwerkingsverband. Dit jaar is in Noord-Holland een publieke regionale zender van start gegaan, de Regionale Omroep Noord-Holland . AT5 en de publieke regionale omroep Radio Noord-Holland zijn hiervoor een samenwerkingsverband aangegaan. Alleen de provincie Utrecht is dan nog een witte plek op de kaart. Maar als alles volgens plan verloopt krijgt ook Utrecht in het jaar 2000 een regionale televisiezender. De regio-omroep lijkt een succes-verhaal, zij het met een zeer lange aanloop. Regionale televisie trekt vooral in de vooravond, tussen zes en zeven uur, kijkers. Dan kijkt één op de tweehonderd mensen naar één van de publieke en publiek/private regionale televisiestations. Anderhalf miljoen Nederlanders kijken elke dag wel even naar regiotelevisie. De televisiepoot van de regionale omroep RTV Oost deed het vorig jaar echter nog slecht bij de kijkers. Volgens een kijkersonderzoek van kabelbedrijf Castel is het één van de minst bekeken regiozender van Nederland. Bijna de helft van de inwoners van Overijssel kijkt er nooit naar. In Twente zegt 42 procent van de kijkers nooit af te stemmen op TV Oost.
De regionale omroeporganisaties dreigen ondanks de voortdurende stijgende kijkcijfers in de financiële moeilijkheden te komen. Van der Ploeg heeft voor de komende jaren tien miljoen gulden uit de algemene omroepreserve via het samenwerkingsorgaan van de regionale omroepen ROOS beschikbaar gesteld om te voorkomen dat faillissementen zicht komen. Daarbij ging het om een bedrag van rond één miljoen gulden in 1999, oplopend tot vijf miljoen gulden in 2001.Verder zal het in 1989 ingevoerde provinciale opslag van een tientje verhoogd worden met twee gulden veertig in 2002.
Inmiddels hebben de landelijk televisiezenders de trend naar regionalisering erkend en wordt er door alle gemachtigden op ingespeeld. De bespelers van Nederland 1 (AVRO, KRO en NCRV), Radio Nederland Wereldomroep, de stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (ROOS) en de regionale omroepen hebben met ingang van 4 januari 1999 de handen ineengeslagen om de beste en meest nieuwswaardige onderwerpen uit het regionale aanbod ook landelijk te presenteren. Daartoe is het programma 'NL Net' in het leven geroepen. Het duurt 25 minuten en wordt elke werkdag 's morgens vroeg uitgezonden, met een herhaling 's middags. De commerciële omroepen RTL5 en SBS6 hadden de belangstelling bij het publiek voor regionaal nieuws al eerder ontdekt. Zij ontwikkelden daarom respectievelijk 'Hart van Nederland' en '5 in het land' als programma's.
Onderzoek
Gebleken is dat de 'regionale' media zich ten tijde van de Enschederamp van hun beste kant hebben laten zien en zelfs in staat waren in hun eigen verspreidingsgebied en bij de eerste berichtgeving de landelijke media af te troeven. Nu zijn er wel vaker rampen geweest waarbij de regionale media een belangrijke rol hebben gespeeld. Alleen nog nooit in deze mate. Twee opvallende spelers in het totale mediacircus waren TV Oost en de NOS. RTV Oost had de eerste beelden die door een oplettende verslaggever waren gemaakt. De zender werd een belangrijke schakel en wist tijdelijk de landelijke zender te overtreffen. De NOS was veel te laat met het overgaan op het 'rampenscenario' van de publieke omroepen. Ze is tenslotte de wettelijk aangewezen instantie om in geval van een ramp het hele land zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen, maar ze moesten toezien hoe ze een inschattingsfout hadden gemaakt en in eerste instantie niet aan de hun opgelegde taak, 'in de haar toegewezen zendtijd gezamenlijke radio- en televisieprogramma's te produceren en uit te zenden', kon voldoen.
Nu roept dit een hoop vragen over het hoe en waarom van deze late reactie. Daarop wil ik me echter niet richten. Met name de uitspraken van Hoofdredacteur Everts van RTV Oost hebben mijn belangstelling getrokken. Het lijkt er op dat TV Oost dankzij de Enschederamp of in ieder geval tijdens de Enschederamp het niveau van 'sufferdje' heeft verlaten en, sterker nog, niet alleen het verschil met Hilversum heeft doen vervagen, maar dat ze met name in de eerste uren de NOS voorbij zijn gestreefd. Ik wil daarom de volgende stelling onderzoeken:
Bij de verslaggeving van de Enschederamp heeft TV Oost bewezen dat regionale televisie wel degelijk belangrijk is en beter en sneller verslag kan doen dan de NOS wanneer het gaat om grote onverwachte regionale gebeurtenissen.
Deze stelling zal ik gaan beantwoorden door de beelden van de NOS en RTV Oost in de eerste fase van de ramp te gaan bekijken en vergelijken. Daarbij zal ik kijken naar hoe er verslag gedaan wordt, welke berichtgeving verspreid wordt en met name op welk tijdstip. De kwaliteit en kwantiteit van de berichtgeving staan hierbij centraal. Weet de NOS de informatieachterstand van de eerste uren bijvoorbeeld in te halen? Of blijft ze voortdurend achter de feiten aan lopen en laat ze zelfs essentiële informatie achterwege om zoveel mogelijk weer bij te komen. Weet RTV Oost zich te ontworstelen van de vaak aan regionale zenders toegeschreven suffigheid? Is RTV Oost in staat iets extra's te brengen? Allemaal vragen waar ik pas achter kan komen na het bestuderen van de beelden. Ik kies de eerste fase van ongeveer 30 uur, omdat daar een duidelijke cesuur ligt in de berichtgeving. De media gaan zich vanaf dan meer richten op de oorzaak, nasleep en schuldigen in plaats van op de directe gevolgen. Bovendien kan ik met deze afscherming voorkomen dat het allemaal veel te veel wordt, waardoor het onderzoek onnauwkeurig, gehaast en waardeloos wordt.
Conclusie
Veel vragen over de Enschederamp zullen wel altijd vragen blijven, alle inspanningen van de media ten spijt. Wel duidelijk is geworden dat dit de best verslagen Nederlandse ramp allertijde is. Werkelijk alle mogelijke middelen om verslag te doen zijn benut. Met name de regionale media hebben hierbij een belangrijke rol gespeeld. Zoals gebleken is dit een structurele trend die direct na de oorlog is ingezet. De regio heeft zich op televisie, radio, in de kranten en op internet een steeds groter aandeel toegeëigend. Bij televisie is dit iets van de laatste jaren. Of het nu is op de landelijke zenders of op de regionale zenders, de grotere aandacht voor de regio is evident. De regio is als nieuwsitem de kinderschoenen ontgroeid. De Enschederamp heeft dit zeer uitvergroot en uitgelicht, maar regionale televisie lijkt wel degelijk een blijvertje te zijn. Of hiermee ook TV Oost, dè regionale zender tijdens de Enschederamp, ook de NOS al kwalitatief kan evenaren of zelfs overtreffen zal het slotwerkstuk moeten uitwijzen.
Literatuurlijst
Baelen, C. van, J.M.J.H. Hemels ed., Mediamarkt in Nederland en Vlaanderen 2000 (Den Haag en Rotterdam 2000).
Bakker, P. en O. Scholten, Communicatiekaart van Nederland. Overzicht van media en communicatie (Alphen aan de Rijn 1999).
Bakker, P., Regionale journalistiek: de pluriformiteit voorbij (Amsterdam 1998).
Elsevier, 'Drie maanden na de ramp in Enschede neemt de onvrede toe' in: Elsevier afl. 33 (2000) 24-26.
Foederer, B., 'Internet en rampenbestrijding' in: Alert afl. 7/8 (2000) 24.
Gaag, A. van der, ' "De kijker mag het verschil niet zien tussen Hilversum en TV Oost" ' in: Adformatie: Weekblad voor reclame en marketing afl. 36 (1993) 33.
Gelderlander van 20 oktober 2000.
Hollander E. en C. van der Linden, Media in stad en streek (Den Haag 1993).
Mul, Ronella, 'Radio Twente Internet doet grenzen tussen media vervagen' in: De journalist afl. 13 (2000) 38-39.
Prakke, H.J., ' 't Gewestelijk-eigene in een pluriforme samenleving. Kanttekeningen bij het begrip 'regionale kultuur' in: NOS, Omroep dicht bij huis (Hilversum 1976)
Rijpma, J., 'Vingerwijzingen voor crisiscommunicatie' in: Alert afl.10 (1998) 25.
ROOS, Vierde ROOS-nota: Lokale en regionale omroep (1981).
Smulders E. en H. Wijfjes, 'Nieuws van dichtbij is lekker' in: De Journalist afl. 17 (1996) 114-115.
Stappers, J., F. Olderaan en P. de Wit, 'The Netherlands: Emergence of a new medium' in: N. Jankowski, O.
Prehn en J. Stappers, The people's voice. Local radio and television in Europe (Londen 1992) 100-101.
Sterkenburg, P.G.J. van en M.C. van den Toorn, Veertig jaar Journaal. Veertig jaar taal (Den Haag 1997).
Trouw 26 oktober 2000.
Vasterman, Peter, 'Enschede en de media: balanceren tussen feiten, geruchten en emoties.' op:
Vasterman, Peter, 'Internet en de ramp: traditionele journalistiek domineert' in: De journalist afl. 13 (2000) 36.
Velden, P. van der, 'Rampen op het net:suggesties voor een website bij crises in: Alert afl. 5 (1999) 30-33.
Geraadpleegde Internetsites
Http://www.journalism.fcj.hvu.nl/mediahype/art/enschede.htm .
Http://home.wanadoo.nl/cybepro3/enschede/indexvincent.htm.
Http://nu.nl/document?n=11812.
Http://nu.nl/document?n=11898.
Http://nu.nl/document?n=14899.
Http://nu.nl/dossier?sect=73.
Http://redactie.tctubantia.nl/presentatie/page/0,1416,4_13_1____86727,00.html.
Http://redactie.tctubantia.nl/presentatie/page/0,1416,4_13_2____86727,00.html.
Http://web.planet.nl/news/nieuws/archief/2000/05/chronologie.
Http://www.home.zonnet.nl/infobomail/pagina15.html
Http://www.noad.nl/rampenabc/familie-.htm#evacuatie
Http://www.nrc.nl/w2/Lab/Enschede/0000515wijk.html.
Http://www.nrc.nl/w2/lab/enschede/000515experts.html.
Http://www.nrc.nl/w2/lab/enschede/000727-a.htm.
Http://www.nrc.nl/w2/lab/enschede/000905-a.html.
Http://www.nrc.nl/w2/lab/enschede/000906-a.html.
Http://www.nrc.nl/w2/lab/enschede/logboek/samenvatting.html.
Http://www.nrc.nl/w2/lab/enschede/ramp.html.
Http://www.rtvoost.nl.
Http://www.standaard.be/ archief/dossier/article.asp?artID=DST17052000_041.
Http://www.tctubantia.nl/p...ie/page/0,1416,2_13_-2___7079_1,00.htm.
----------------------------
bron, http://odur.let.rug.nl/avalon/Papers/paper_joost.htm