@ allen
Nogmaals voor de duidelijkheid (hopelijk):
Hoe loog Mans zich uit zijn verantwoordelijkheid en liet de gemeenteraad dat toe terwijl zij medeverantwoordelijk waren en hem ook nog moesten controleren?In de raad stelde Mans o.m.:
De burgemeester heeft verantwoordelijkheden in het kader van veiligheid, maar de externe veiligheid is - ook dat heeft u in ons raadsvoorstel kunnen lezen - in dit land geregeld via de milieuwetgeving. Extern veiligheidsbeleid hoort in Nederland tot milieubeleid. De burgemeester is verantwoordelijk voor openbare orde en veiligheid. Zo is dat wettelijk geregeld. Hij is verantwoordelijk voor brandweer, maar niet per definitie voor de fysieke veiligheid.
De 'externe veiligheid' door gevaarlijke stoffen (
die vanuit zichzelf en dus niet pas na/door brand 'gevaarlijk' zijn) was geregeld in het BRZO vanaf 1991; op Europese 'post seveso' regelgeving.
Dit was na rampen (Seveso Bhopal etc.) met chemische, biologische en radioactieve stoffen (dus bij vrijkomen direct chemisch- biologisch- en/of radio- schadelijk actief) tot buiten de inrichting.
Dit werd nationaal behandeld door VROM met in het BRZO een verwijzing naar de regionale brandweer voor o.m. de beoordeling van de eventuele noodzaak van een bedrijfsbrandweer.
In de mileuvergunning is '
brand' een '
bijzonder voorval' dat de inherente aanwezige gevaren van de opgeslagen of te bewerken stoffen stoffen kan doen vrijkomen.
De 'zorg' voor brand was/is al sinds eeuwen geregeld! Ver vooraf aan de 'milieuproblematiek'.
Maar ook al sinds jaar en dag, ver vooraf aan deze
'externe veiligheid' regelgeving, bestonden er de gebruiksvergunningen voor: het aanwezig hebben of bewerken van '
brandgevaarlijke of bij brand gevaar opleverende stoffen.
Dit dan al als (gemeentelijk) wettelijke verplichting: boven
huishoudelijke hoeveelheden en dus al
onder de 'milieudrempels' voor hoeveelheden.
Het aanwezig hebben van dergelijke '
bij brand gevaar opleverende stoffen' was strafbaar gesteld zonder vergunning.
En in de (model) Brandbeviligingsverordeningen werd de opsporing en handhaving in ieder geval gelegd bij
de officieren van de brandweer (ik ben zelf nog opgeleid tot bijzonder opsporingsambtenaar vanwege deze taak). E.e.a nader te regelen door B&W!
Hier loopt dus een wettelijk decentrale regeling (brandweerzorg) niet parallel met de nationale/provinciale wettelijke milieuzorg. (Ik zou dat ook nooit zo warrig hebben geregeld; maar dat doet er niet toe.)
Oosting zag dit, helaas slechts deels, wel in (Deel A blz. 179 e.v. In hoofdstuk 2 dat al van blz.149
uitsluitend over de milieuvergunningen gaat!):
Zoals in de vorige paragraaf is aangeven, bestaan voor de opslag en het vervaardigen van vuurwerk geen wettelijke normen die bij het verlenen van een vergunning in acht moeten worden genomen.(…)
(blz. 183): Zoals hiervoor is gebleken (dus in zo'n 40 bladzijden; FV), bevat de wet Milieubeheer - en daarvoor ook de Hinderwet - nauwelijks materiële normen.
De in de milieuvergunning op te nemen voorschriften zijn daarmee niet direct uit de wet af te leiden.
Dus:
voorschriften voor de milieuvergunning m.b.t. vuurwerk zijn niet rechtsreeks uit de wet af te leiden. Dat hoefde ook niet; vuurwerk als artikel is niet geclassificeerd als een milieugevaarlijke stof!
Die voorschriften uit de gebruiksvergunningen behandelden dat toch zeker wel: de Bouwverordening en de Brandbeveiligingsverordening zijn gebaseerd op de wet (Wonigwet en Brandweerwet) en die verordeningen (dus niet die raamwetten), als gemeentelijke wetgeving, bevatten wel degelijk materiële normen; desnoods op maat werk verder op te stellen door de cdt. regionale brandweer.
Wat zei Oosting dan daarover?
Terwijl de milieuvergunningen, waar voor vuurwerk dus geen/nauwelijks materiële normen in de wet aanwezig zijn, zo'n 150 bladzijden aan aandacht krijgt, wordt de gebruiksvergunning behandeld bij de bouwvergunning!
Dan wordt er op een halve bladzijde vermeldt dat
de gebruiksvergunning voor de ingebruikneming van (elk) bouwwerk noodzakelijk was , te verlenen door B&W en dat daaraan voorwaarden kunnen worden verbonden volgens art. 6.1.1. tweede lid van de bouwverordening ; in het belang van:
het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand.
Juist: precies de tekst van de brandweerzorg die wettelijk decentraal bij B&W behoort!
Hier had Oosting dus zijn materiële normen al 'vergat' hij die van het terrein in de BBV (containers wel of niet een bouwwerk is dan een overbodige/nutteloze discussie; de materiële teksten waren in beide verordening precies hetzelfde.
En waarom trok Oosting dan niet de logisch noodzakelijke conclusie dat de belangrijkste vergunningen om materieel veiligheid voor de bevolking en het bluspersoneel (Arbo wet) te verkrijgen onwettig afwezig was en dus B&W hun wettelijke taak schandalig onverantwoord hadden verzaakt?Dat antwoord is te idioot voor woorden; zeker voor slachtoffers en nabestaanden, maar het is even schandalig als waar!:
Uit een gesprek met een medewerker van de gemeentelijke brandweer van Enschede is gebleken dat voor inrichtingen waarvoor de Wet milieubeheer van toepassing is de gebruiksvergunning geen prioriteit heeft.
Dus voor Oosting geldt de juridische 'logica' dat: als een medewerker iets zegt over wat hij bereid is als 'prioriteit' al of niet te doen dat dit de Brandweerwet, de gemeentelijke verordeningen en de exclusieve taken bevoegdheden aan B&W en de raad en die van de cdt. van de regionale brandweer gewoon in een klap opheft.
Mans de raad en de 'oorverdovend' zwijgende brandweertop waren het eens met Oosting, die logica snap ik dan weer wel.
Shame on Enschede!